4. Het zelfverdedigings aspect


Chinese monniken.
De Chinese monikken van weleer werden nogal eens aangevallen door rovers e.d. en deze monniken moesten zich op een wijze die een monnik waardig was kunnen verdedigen.
Om een dergelijke verdedigingskunst te ontwikkelen bestudeerden ze de dierenwereld. (Roof-)dieren gaan zeer efficiënt te werk. Ze vangen hun prooi met maximale aandacht en zo min mogelijk overbodige kracht, in één keer. De "prooi" dient net zo efficiënt te kunnen ontsnappen. Daarvoor is het noodzakelijk dat geen detail over het hoofd gezien wordt.
De monniken oefenden zich in deze technieken. In beweging is het lichaam van een dier licht, wendbaar en vloeiend. Als een snoer parels zijn alle onderdelen verbonden. Duwt men bijv. tegen de eerste parel, dan ziet men automatisch de laatste meebewegen. Aldus moet de energie in het lichaam functioneren. Een vlieg op de hand heeft effect tot in de voet.
De bewegingen zijn zonder vertraging of leemtes, holtes of uitsteeksels, zonder onderbreking en hervatting.

TCC en langzaam bewegen.
De bewegingen van TCC die zodoende ontwikkeld werden, worden door ons heel langzaam uitgevoerd, zodat men zich bewust kan worden van elk detail van iedere beweging: bewegingen als van een dier. Elke aanval is tegelijkertijd een verdediging.
Erg belangrijk is de bewegingen herhalen, herhalen en nog eens herhalen. Omdat men de bewegingen bewust, heel langzaam doet en herhaalt, laat ieder detail van de bewegingen als het ware een spoor na in de hersenen. Dit spoor wordt door herhalen dieper.
Mocht de situatie zich voordoen dat men zich moet verdedigen, dan is men staat rustig te blijven zodat geen detail ontgaat. De nodige zelfverdedigingsbeweging gebeurt als het ware in een reflex én bijzonder snel. Dit komt doordat de beweging niet geblokkeerd en het spoor "open" is.
Snelheid wordt mede veroorzaakt door het verschil tussen maximale ontspanning en totale inspanning.
Dit verschil is bij de TCC student veel groter dan bij de doorsnee vechter, want er wordt in TCC voortdurend op ontspanning geoefend. Een aanval (yang) wordt afgeslagen door de aangevallen kant te ontspannen en gewichtloos te maken (yin) en in dezelfde als de aanval mee te bewegen. De lichaamskant die van de aanvaller vandaan is, draait in een richting van de aanval af, waardoor de aanvaller langs het lichaam heen beweegt en er dus geen harde tegenaanval of verdediging plaatsvindt. Yin en Yang zijn in harmonie.
Wanneer de tegenstander hard is, en ik ben zacht, heet dit er omheen buigen (meegeven). Wanneer ik de tegenstander volg en hij raakt in het gedrang, heet dit "kleven".
Wanneer de tegenstander snel beweegt, reageer dan snel.
Wanneer hij langzaam beweegt, volg dan langzaam.

Pushing hands.
Als vervolg op de korte vorm van 65 standen komt de zogenaamde "pushing hands". In tegenstelling tot de korte vorm die men alleen doet, doet men "pushing hands" met z'n tweeën. Men leert hier luisteren naar zichzelf, de eigen energie en luisteren naar de energie van de ander.
Zodoende komt men te weten wat de tegenstander wil gaan doen nog voordat hij dit daadwerkelijk doet. Ook dit leert men op dezelfde langzame wijze zodat men alle details leert kennen.

TCC - een bejaarde verslaat een jongere.
In de meeste gevechtstechnieken is het zo dat de sterkere de zwakkere overwint, en dat de trage het aflegt tegenover de snelle.
Dit is hoofdzakelijk het gevolg van lichamelijke kracht en minder van degelijk beoefende technieken. De techniek wordt echter niet vervolmaakt door lichaamskracht, maar door chi.
Immers, als een bejaarde een groep jongeren verslaat - wat bij TCC gebeurt, hoe zou dat te danken zijn aan kracht?
Wanneer er chi is, is er geen uiterlijke kracht, wanneer er géén chi is, is er louter spierkracht.
Bij TCC zal je dus geen spierversterkende oefeningen zoals push-ups tegenkomen.

Lees verder...